Kleine groep werknemers ontvangt in 2025 meer vakantiegeld
Slechts een beperkte groep werknemers ontvangt in 2025 netto meer vakantiegeld dan in 2024. Alleen degenen die bruto tussen de 2.000 en 2.750 euro per maand verdienen, krijgen een hoger bedrag op hun bankrekening. Dit blijkt uit berekeningen van ADP, een wereldwijde technologieleverancier van HR- en payrolloplossingen.
Werknemers die het minimumloon verdienen gaan er netto het meest op vooruit, respectievelijk 236 euro (36-urige werkweek), 146 euro (38-urige werkweek) en 188 euro (40-urige werkweek). Zij gaan er meer op vooruit in vergelijking met andere werknemers, omdat in de berekening ook de indexatie van het wettelijk minimumuurloon is meegenomen.
Met een inkomen van 2.750 euro bruto per maand, bedraagt de stijging van de netto vakantiebijslag 32 euro ten opzichte van vorig jaar.
Minder geld op bankrekening
Het vakantiegeld valt 8 euro lager uit voor werknemers met een bruto modaal inkomen van 3.588 euro per maand. Bij anderhalf keer modaal (5.382 euro) is de achteruitgang 11 euro. Voor werkenden die twee keer modaal (7.176 euro) of meer verdienen, blijft het netto vakantiegeld gelijk aan dat van 2024.
Werkenden met een brutoloon tussen de 1.000 en 1.750 euro per maand ontvangen dit jaar door de belastingmaatregelen niet alleen netto minder salaris, maar ook minder vakantiegeld. Mensen met een maandelijks inkomen van 2.000 euro krijgen dan wel netto 145 euro meer vakantiegeld dan afgelopen jaar, maar gaan er op jaarbasis toch op achteruit. Dat komt doordat hun nettosalaris in 2025 maandelijks 32 euro lager uitvalt. “De verlaging van het belastingtarief in de eerste schijf is onvoldoende om de achteruitgang in heffingskortingen voor lagere inkomens op te vangen”, constateert Dik van Leeuwerden, senior analist wet- en regelgeving bij ADP. Een heffingskorting, zoals arbeidskorting, is een korting op de loonheffing.
De op- en afbouw van heffingskortingen, en de manier waarop deze in het belastingtarief over vakantiegeld zijn opgenomen, kunnen op het oog ook tot een vreemde uitkomst leiden. Voor de bepaling van het belastingtarief en het bijpassende verrekeningspercentage wordt uitgegaan van het jaarloon van het voorafgaande jaar. Het verrekeningspercentage is een correctiefactor die noodzakelijk is om de heffingskortingen over het totale loon op de juiste manier te berekenen.
"Verdien je modaal tot anderhalf keer modaal, betaal je 50,33% loonheffing over je vakantiegeld. Verdien je twee tot tweeëneenhalf keer modaal, wordt er 56,01% loonheffing ingehouden. Maar verdien je op jaarbasis meer dan 139.405 euro, wordt er 49,50% ingehouden op je vakantiegeld. De correctie van heffingskortingen via een verrekeningspercentage is dan niet meer nodig", legt Van Leeuwerden uit.