Het succes van Donkervoort
Sportwagenfabrikant in de Polder: Donkervoort

Het succes van Donkervoort

Redactie Baaz
‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.’ Als er één gezegde goed bij Nederland past, dan is deze het wel. Gelukkig zijn er ook mensen die er tegenin gaan, zoals Joop Donkervoort. Hij richtte eind jaren ‘70 een eigenzinnige sportwagenfabrikant op die nog altijd bestaat. We spreken met zijn zoon Denis, die zich bezighoudt met management en marketing.

Tekst en fotografie: Jesse Kraal

Laten we beginnen met een rondleiding’, zegt Denis Donkervoort, ‘dan weet je een beetje wat we hier doen.’ Zichtbaar trots loodst Denis ons door het complex. Hier geen robots, lopende banden en massa’s monteurs, de auto’s worden met de hand gebouwd en staan keurig naast elkaar opgesteld in de fabriek. Vrijwel alle onderdelen maakt Donkervoort zelf en dat is best bijzonder vertelt Denis. ‘Met de lancering van de nieuwe D8 GTO eind 2012 hebben we een grote stap gemaakt. Bestond het plaatwerk en veel dragende delen van de vorige auto nog uit aluminium, de nieuwe auto is grotendeels opgebouwd uit koolstofvezel. Dat is veel lichter, maar ook een stuk gecompliceerder om te maken. We zijn er dan ook trots op dat we dat allemaal in eigen huis kunnen fabriceren.’ Om zijn enthousiaste verhaal over het materiaal dat in de volksmond bekend is als carbon kracht bij te zetten tovert hij twee kuipstoeltjes tevoorschijn. Als eerste krijgen we het glasvezel exemplaar in handen gedrukt. Niet zwaar, maar wanneer Denis ons het koolstofvezel kuipje geeft staan we versteld. ‘Dat weeg bijna niks hé?’, vraagt Denis lachend. ‘En dan moet je bedenken dat deze stoel ook nog eens een aantal keer sterker is dan het exemplaar van glasvezel!’

Familiebedrijf

Denis, zoon van oprichter Joop Donkervoort, is niet de enige uit het gezin die in de fabriek werkt, ook zijn oudere zus Amber en zijn moeder Marianne werken bij Donkervoort. Hoewel het hele gezin nu in de fabriek in Lelystad is het vinden, is het volgens Denis zeker niet vanzelfsprekend geweest dat hij voor zijn vader zou gaan werken. ‘Mijn zus en ik zijn altijd heel vrijgelaten in wat we zouden willen doen, wat we wilden studeren. Maar bij mij was het al heel snel duidelijk dat ik ook benzine in m’n bloed heb. Vanaf mijn achtste ben ik gaan karten, het is toen begonnen en nooit opgehouden. Nu is racen één ding, maar je ook bemoeien met het bedrijf is natuurlijk heel iets anders. We hebben daar vrij luchtig over gedaan, we zien wel of dat lukt binnen het bedrijf, met het gezin. Inmiddels werk ik nu zes jaar voor Donkervoort en ik kan zeggen dat het van beide kanten bevalt. We zijn hard bezig om te groeien, om mooie dingen te doen.’

Donkervoort heeft slechts zo’n dertig werknemers en dat maakt dat dat de rolverdelingen niet zo vastliggen als bij andere autofabrikanten. ‘Je bent hier niet chef van de voorwielophanging of chef bandenontwikkeling. Iedereen heeft een brede achtergrond, we proberen als een soort voetbalelftal de mensen op de juiste plaatsen te zetten.’ Ook de werkzaamheden van Denis laten zich niet in één woord omschrijven. ‘Ik ben vooral commercieel sterk, al weet ik ook wel het nodige van techniek. Niet zoveel als mijn vader trouwens, hij is zowel engineer als designer van de auto’s. Hij is altijd aan het tekenen, of het nu een nieuwe wielophanging of een andere vormgeving van de neus van de auto is. Daar kan hij zich nu ook weer meer mee bezighouden nu wij een deel van zijn taken hebben overgenomen. Zo onderlegd als hij op het gebied van techniek ben ik niet, maar door mijn achtergrond in het racen weet ik wel hoe een goede auto moet rijden, hoe een auto met emotie moet rijden. Op het moment doe ik marketing en management, een stukje verkoop en dus die bovenste laag van het techniek. Het ondersteunen van het productieproces en het helpen bij de eindontwikkeling, wat ze in de racerij ook wel zo mooi ‘een auto op punt zetten’ noemen, het rijden en afstellen van de auto.

Harde kern

‘Er zijn voor- en nadelen van een familiebedrijf. Het grootste voordeel is dat je elkaar honderd procent kunt vertrouwen. Maar je kunt ook net wat meer tegen een familielid dan tegen een andere werknemer zeggen. Een voordeel, maar dat is ook gelijk een nadeel. Waar ligt de lijn tussen familie en collega’s? Ik denk dat juist doordat we elkaar zo vertrouwen dat het zo goed werkt als gezin in één bedrijf, we zijn een heel hecht team. Doordat we allemaal verschillende taken hebben, kan het voorkomen dat je elkaar soms dagen niet spreekt. Eigenlijk zijn we in een heel extreme vorm een familiebedrijf, tachtig procent van de mensen die we in dienst hebben werken hier al meer dan tien jaar. Aangezien de fabriek vroeger aan huis was, ben ik hier praktisch opgegroeid en zie ik veel mensen hier ook bijna als mijn eigen familie. Ook de klanten zien we als een soort familie. We maken dertig tot veertig auto’s op jaarbasis en in totaal hebben we in 36 jaar zo’n 1200 auto’s op de weg gezet. Met onze klanten gaan we dagenlang rijden in de Alpen of racen op een circuit. We zeggen wel ‘eens een Donkervoort, altijd een Donkervoort’, die kleinschaligheid en betrokkenheid is absoluut ons sterke punt. Sec heb je de harde kern, de familie Donkervoort, maar daar horen wat ons betreft ook het ‘familie-personeel’ en de ‘familie-klanten’ bij. Zo werkt het hier ook met het bestuur, we werken in dat opzicht heel plat. Alle chefs hebben iets te zeggen, die beslissen mee.

Rustig aan

">

De soap rondom de eveneens Nederlandse sportwagenfabrikant Spyker is niet erg vertrouwenswekkend en Wikipedia leert ons dat er nog dozijn piepkleine sportwagenbouwers in Nederland zijn. Het is een komen en vooral gaan van merken, want eigenlijk weet er geen enkele écht succesvol te zijn. Op Donkervoort na dan, want die bestaan sinds 1978 en zijn nu zelfs aan het uitbreiden naar Duitsland. Wat maakt dat Donkervoort wél de succesformule in handen heeft? Denis: ‘Vergeleken met bijvoorbeeld Spyker gaan we veel trager, we doen alles voorzichtig stapje voor stapje. Het is heel makkelijk om jezelf in te halen, je wilt natuurlijk snel ergens komen. Dat is iets wat mijn vader altijd al gedaan heeft en wat hij ons ook heeft bijgebracht: rustig aan, maar wel degelijk. Als je die stap maakt, dan moet het ook goed zijn. In het geval van ons Duitse filiaal op Bilster Berg is dat een heel weloverwogen stap. Een mijlpaal, maar ook een bouwsteen waar we op kunnen gaan leunen binnenkort. We willen niet te snel, te gek en te overhaast, ook op het gebied van investeringen moet je voorzichtig zijn. Hier geldt het aloude principe ‘schoenmaker, blijf bij je leest’. We bouwen auto’s en daar moeten we ons mee bezig blijven houden.’ Het partnerschap met Audi is, net als het Duitse filiaal, een grote en belangrijke stap geweest voor Donkervoort. ‘Zonder Audi hadden we het zonder twijfel een stuk moeilijker gehad’, vertelt Denis. ‘Het is niet alleen op technologisch gebied handig, het wekt ook vertrouwen bij potentiële klanten om zo’n grote partij achter je te hebben. De kwaliteit en het imago van Audi straalt ook uit over Donkervoort.

Onderscheidend vermogen

Het basisontwerp van de Donkervoort stamt al uit de jaren ‘50 van de vorige eeuw, als Lotus de ‘7’ introduceert. Begin jaren ‘70 neemt Caterham de rechten over en ze bouwen deze auto’s nog tot op heden. Joop Donkervoort wil in eerste instantie Caterhams importeren in Nederland, maar de wagens blijken niet geschikt voor de Nederlandse wetgeving. Uiteindelijk past Joop Donkervoort de auto’s zo grondig aan, dat het compleet nieuwe auto’s worden. De Donkervoort is geboren. Toch zijn ook de huidige Donkervoorts nog altijd – zoals ze dat zelf noemen - ‘sigaren op wielen’ en behalve Caterham zijn er nog vele kleine fabrikanten die dergelijke wagens bouwen. Maar waarin verschilt Donkervoort dan van de rest? ‘Ons doel is niet om 1000 auto’s per jaar te bouwen, maar bijvoorbeeld 40 Donkervoorts die hun eigenaren onwijs veel rijplezier geven en die ons ook goede resultaten geven. Dat is bij Caterham wel anders. Zij gaan veel meer voor de aantallen. Kijk, Caterham en al die andere fabrikanten hebben redelijk vastgehouden aan het basisontwerp van Lotus, wij zijn daarentegen links gegaan waar zij rechts gingen en hebben onze auto’s steeds weer verbeterd als er nieuwe technieken beschikbaar kwamen. Kijk naar onze nieuwste auto, de D8 GTO, waarin we volop gebruikmaken van koolstofvezel. Onze raceprestaties en de acceleratie- en ronderecords die we met Donkervoorts hebben neergezet onderschrijven die vooruitgang en laten zien waar onze auto’s en ons bedrijf toe in staat zijn.’

Goedkoop zijn Donkervoorts nooit geweest, maar het valt wel op dat de auto’s de laatste jaren een flink stuk duurder zijn geworden. Kon je tot voor kort voor iets meer dan 66.000 euro instappen, met enkel de D8 GTO in het aanbod begint de prijslijst pas bij 163.253 euro. ‘Je moet natuurlijk je eigen plekje in de markt opzoeken, voor ons is dat in een hoger segment. Het stelt ons ook in staat om gebruik te maken van die nieuwe technieken zoals het eerder genoemde koolstofvezel. Je kunt wel auto’s van 40.000 euro in de markt willen zetten, maar dan kun je nooit dezelfde technologie gebruiken die wij nu toepassen.’

Regelgeving en milieu

Een complexer product dan een auto is eigenlijk niet mogelijk, je hebt te maken met veel techniek en minstens zo veel regelgeving. Is dat voor een kleine fabrikant in een polder in Flevoland eigenlijk wel te doen? ‘Dat is wel de grootste uitdaging op het moment. De laatste tijd is de auto een hot item als het gaat om milieuvervuiling en dat is in Nederland ook sterker het geval dan in andere Europese landen. Inmiddels worden sportauto’s als ‘vieze apparaten’ gezien en de regering is hard bezig om de teugels aan te trekken. Dat vinden we ook helemaal niet erg, onze bedoeling is ook niet om het milieu te vervuilen. Voorheen werd er echter een onderscheid gemaakt tussen kleinseriefabrianten en grootseriefabrikanten maar inmiddels zijn de regels voor typegoedkeuring voor kleinserieproducten vrijwel gelijk aan die voor grootserieproducten. Dat is voor een klein bedrijf als het onze wel heel zwaar, zeker financieel gezien, om dat te kunnen bijbenen. Daarin speelt een partner als Audi natuurlijk een sleutelrol, zonder zo’n partner is het eigenlijk niet te doen voor een kleine autofabrikant. Je ziet het ook om je heen, er zijn de laatste tijd veel kleinseriefabrikanten weggevallen, ook bedrijven die al een behoorlijke tijd meedraaiden.’

Een Donkervoort met elektromotor, is dat dan een optie? ‘We sluiten niets uit, al zijn we natuurlijk wel afhankelijk van onze motorleverancier. Maar voor ons staan emotie en een laag gewicht voorop. Dat zijn de kernwaarden waar we al decennia succesvol mee zijn en die gaan we niet overboord zetten. Als er straks elektromotoren zijn waarmee je dezelfde prestaties en dezelfde rijbeleving kunt krijgen als met een benzinemotor nu, dan is het zeker een optie. Maar we gaan geen Prius’en of andere emotieloze auto’s bouwen, die zijn er al genoeg.’

Klanten

Zo’n 85 procent van alle nieuwe Donkervoorts worden buiten de landsgrenzen verkocht. De meeste blijven binnen Europa, maar Denis merkt ook dat er groeiende interesse is vanuit het Midden-Oosten: ‘Onlangs nog verkochten we een auto aan een klant in Abu Dhabi. Maar we geven wel de voorkeur aan het leveren van auto’s aan mensen die ze daadwerkelijk gaan gebruiken en niet aan eigenaren die de auto’s als een soort museumstuk in hun garage zetten. Dat is ook voor het merk belangrijk, mensen die er mee rijden kunnen andere mensen weer enthousiast maken, ze besmetten met het Donkervoort-virus. Zo ontstaan er kleine community’s merken we, die mensen treden op als een soort ambassadeur voor ons merk. Daar hebben we natuurlijk veel meer baat bij dan wanneer die auto in een garage staat te verstoffen. Het is teveel gezegd om te stellen dat je je klanten kunt uitzoeken, maar je zoekt wel naar het goede gevoel.Zo hebben we de eerste vijfentwintig exemplaren van de GTO, de Premium-editie, alleen aangeboden aan onze bestaande klanten en die raakten we ook relatief gemakkelijk kwijt. We zullen geen klanten weigeren, maar een goed gevoel zal de aankoop wel versoepelen.'

Een Donkervoort verkopen is volgens Denis sowieso niet heel moeilijk. ‘Onze auto’s worden over het algemeen gekocht als tweede, derde of vierde auto, naast de Range Rover om de kinderen mee naar school te brengen. Met een Donkervoort ga je ook geen boodschappen doen. Klanten weten ook wat ze willen als ze hier binnenstappen. Auto’s van bijvoorbeeld Porsche, Lamborghini en Ferrari worden in zulke aantallen gemaakt dat het in die kringen al bijna niet meer bijzonder is om er een te bezitten. Daarnaast vinden veel klanten het weggedrag van een Porsche bijvoorbeeld te weinig onderscheidend dan dat van een snelle Audi. Als ze dan opzoek gaan naar een auto die een veel puurdere rijervaring biedt, dan komen wij al snel op hun lijstje voor. Als ze vervolgens hier komen, hoef je niet veel meer te verkopen. We laten ze rijden om de auto te ervaren en als de grijns er is, dan weet je dat het wel goed zit. Je houdt van onze auto’s of je haat ze, een echte tussenweg is er niet. Behalve de verkoop is ook de service van belang, we hebben nu eenmaal niet een merkdealer in elke stad zitten. Wel hebben we een eigen servicetruck waarmee we klanten door heel het land kunnen helpen, daarnaast hebben we een aantal servicepunten verspreid over Europa waar klanten terecht kunnen voor onderhoud. Stuk voor stuk garages waar ze een passie hebben voor onze producten, dat vinden we erg belangrijk. Uiteindelijk hoef je maar één telefoontje naar ons te plegen en wij zorgen ervoor dat je geholpen wordt. Dat doet zelfs de dealer om de hoek niet.’

 

 

Redactie Baaz
Door: Redactie Baaz
Redactie

Redactie Baaz

Redactie